|
||||||||
|
Hij is werkelijk geen muzikaal doetje, de Poolse multi-instrumentalist Waclaw Zimpel. De man, die van zichzelf zegt dat hij snel verveeld is en niet kan verdragen dat hij twee keer hetzelfde zou moeten spelen, begon zijn loopbaan aan de zijde van free jazz iconen als Ken Vandermark en Joe McPhee. Zijn traject passeerde later langs minimalisme, zoals op “Lines” tot synthesizermuziek met James Holden en Sam Shakleton, tot recent solowerk als “Train Spotter”, waarop hij vertrok van veld-opnames van treinen de basis vormden voor dreunende electronica. Onderweg daar naartoe richtte hij, dik tien jaar geleden, met de Indiase percussionist Giridar Udupa het ensemble op dat naar het Saagara-project genoemd werd en dat nu, ruim zeven jaar na zijn voorganger, met een derde volume instrumentale muziek naar buiten komt. Naast de al genoemde twee heren, is er ook violist Mysore N. Karthik en zijn er de percussionisten Aggu Baba en Thavil Raja, wat dus maakt dat er drie slagwerkers te horen zijn, die in gesprek gaan met de sax, fluit,klarinet en toetsen van Zimpel en de jarenlange samenwerking heeft duidelijk geloond: de voor onze oren ongelooflijk complexe ritmes uit de Carnatische muziek, uit het Zuiden van India dus, klinkt bij hen wonderwel met de blazers en de electronica van Zimpel en daar bovenop worden links en rechts nog wat vocalen gesampled, zodat je een stoofpot krijgt, waar je in het begin wel wat moet aan wennen, maar waar je gaandeweg de weg in vindt. Dat het bij momenten wat moeilijk klinkt, heeft wellicht ook te maken met de inbreng van hedendaagse technologie: er wordt een zogeheten Humanizer gebruikt, die Zimpel kreeg van de al genoemde James Holden. Met zo’n ding kan je de”echt” gespeelde ritmes laten samenlopen met sequencers: de software leest de natuurlijke slagen van de drummers , zet die om in midi-taal en stuurt die info naar de sequencers, waarna de gebruiker kan kiezen welk instrument, welk ritme al dan niet de overhand krijgt en dus de klank bepaalt. Zimpel had de bedoeling het akoestische en het elektronische zodanig dicht bijeen te brengen, dat je niet of nauwelijks het onderscheid kunt maken tussen de twee. De grenzen worden op die manier vager gemaakt en wat je hoort is eigenlijk het verdwijnen van wat verleden was en wat toekomst zal zijn. Klinkt allemaal een beetje ingewikkeld, maar als je de plaat beluistert, worden al redelijk snel enkele dingen duidelijk: de dansbare ritmes leiden naar een soort trance, waarbinnen je de Indiase dans niet meer kunt onderscheiden van wat de electronica er van gemaakt heeft. In zes lange stukken -de plaat loopt zo’n 36 minuten) zet de band dus een heel apart muzikaal universum neer dat ongewoon en ongebruikelijk klinkt, maar waar je wel door geraakt wordt. Endat is natuurlijk waar het bij muziek om draait. Let wel, dit vraagt enige moeite, maar na een paar keer proberen lukt het wel om “erin te komen” en ontdek je boeiende en intrigerende stukken muziek, waar je allicht zelf nooit op gekomen was. Maar is dat niet precies waar het om draait? Ik zou dit toch maar eens proberen ! (Dani Heyvaert)
|